Wetvoorstel terugdringen schijnzelfstandigheid; beperkte toegevoegde waarde?
Het is een actueel onderwerp: de kwalificatie van een arbeidsovereenkomst en daarmee het terugdringen van schijnzelfstandigheid. In ons laatste blog schreven we al dat de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 weer actief gaat controleren.
Het is niet alleen een actueel maar ook complex onderwerp. Tot nu toe zijn er geen duidelijke regels om vast te stellen of bij een opdrachtovereenkomst daadwerkelijk sprake is van zelfstandig ondernemerschap of dat toch sprake is van schijnzelfstandigheid (en daarmee van werknemerschap). Tot nu toe wordt op basis van alle omstandigheden van het geval beoordeeld of al dan niet is voldaan aan de drie bestanddelen van werknemerschap: arbeid, loon en gezag. Het is daarbij bepalend hoe er in de praktijk gewerkt wordt. Kortom, geen eenduidige regels maar een maatwerkafweging. Zie ook ons eerdere bericht hierover: Werknemer of ZZP? De stand van zaken.
De Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden heeft als doel de gewenste duidelijkheid te brengen. Het wetsvoorstel bevat daartoe 2 maatregelen. De eerste ziet toe op een verduidelijking voor de beoordeling van de arbeidsrelatie. De wet heeft indicaties opgesteld die wijzen op werknemerschap en indicaties die wijzen op werken als zelfstandige. De tweede maatregel ziet toe op een rechtsvermoeden van werknemerschap. Bij een uurtarief van € 33,- of lager wordt vermoed dat sprake is van een werknemerschap.
De Raad van State heeft deze maand haar advies gegeven over dit wetsvoorstel en stelt dat de toegevoegde waarde van de wet te beperkt is. Het wetsvoorstel ziet vooral toe op vastlegging van jurisprudentie, maar brengt geen eenvoudig toetsingskader. Daarnaast blijft de toetsing van de hierboven genoemde indicaties te afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
De Raad meent dat het rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst bij een bepaald uurtarief wel schijnzelfstandigheid tegen kan gaan, maar dat dit van te beperkte betekenis in de praktijk. Werkenden zullen namelijk niet snel de stap naar de rechter maken om dit vast te laten stellen, aldus de Raad.
Tot slot benoemt de Raad dat wanneer een arbeidsrelatie alsnog kwalificeert als een arbeidsovereenkomst dit grote gevolgen heeft voor o. a. pensioenpremies. Hiermee is nog onvoldoende rekening gehouden bij het wetsvoorstel.
Conclusie: een kritisch advies van de Raad van State. Het is nu aan de minister van SZW om te beslissen of, en zo ja welke adviezen worden overgenomen. De minister liet deze week weten dat het kabinet de behandeling van de wet in ieder geval voortzet. Het advies van de Raad wordt bestudeerd en waar mogelijk mee genomen. Het blijft daarmee de vraag of de wet de beoogde duidelijkheid gaat brengen waar zzp’ers en opdrachtgevers naar verlangen.
We houden u uiteraard op de hoogte van eventuele ontwikkelingen!